Rocca en Botenmuseum

De vesting Rocca di Passignano rijst op in het binnenland, op een ietwat verhoogde positie ten opzichte van de nederzetting die zich later langs de oever van het meer ontwikkelde. Dit verwijst waarschijnlijk naar het bestaan van een Romeinse militaire structuur die de beroemde "Passo" controleerde, de verbindingsroute tussen het noorden en het zuiden van het schiereiland.
De vesting bestaat momenteel uit ruïnes van de originele constructie. De vierkante muren, een half verwoeste donjon en het noordelijke deel van het middeleeuwse kasteel met de driehoekige toren zijn overgebleven.
Verder slingert een reeks smalle straatjes door het historische centrum, waardoor men zich een beeld kan vormen van de begaanbaarheid binnen het kasteel.
De oorsprong van de vesting gaat terug tot de Longobardische periode (5e/6e eeuw), maar de vierkante muren werden waarschijnlijk tussen 820 en 850 gebouwd door de markiezen van Toscane, die de vesting tot de 11e eeuw in bezit hadden.
In 1187 kwam de vesting onder het kapittel van de kathedraal van San Lorenzo (Perugia). Kort daarna, in 1202, begon men met de uitbreiding ervan. Zo werd het omgevormd tot een echte versterkte burcht, die in staat was het grondgebied van Perugia aan de Toscaanse kant te verdedigen. De omliggende huizen werden binnen de muren opgenomen.
In de loop van de Middeleeuwen is het kasteel van Passignano herhaaldelijk van eigenaar veranderd, waarbij het te lijden heeft gehad van plunderingen en invallen.
Maar het was vooral na de oorlog tussen het hertogdom Toscane en de Pauselijke Staten (1479) dat het uiterlijk ervan talrijke veranderingen onderging. Veel torens werden verwoest en veel huizen beschadigd.
Tijdens de Renaissance vonden voor het bezit van de vesting talrijke conflicten plaats tussen enkele van de belangrijkste families uit de streek: de families Della Corgna, Baglioni en Degli Oddi. De burcht was ook betrokken bij de "Barbarijse Oorlog", die plaatsvond tussen de pauselijke troepen en de Toscaanse troepen van groothertog Ferdinand II.
Pas in 1778 werd een deel ervan afgebroken om een betere doorgang voor koetsen mogelijk te maken. Tussen 1816 en 1817 besloot de pauselijke regering het hele complex af te breken en het materiaal van de torens en muren te gebruiken om het straatniveau op te hogen.
Want meerdere keren was het meer overstroomd, waardoor huizen aan de oever onder water kwamen te staan en beschadigd raakten.
In de Rocca is thans het Botenmuseum gevestigd, waarin een aantal boten van Trasimeno, Piediluco en de Padule di Fucecchio tentoongesteld zijn, evenals de "fassoi", een boot gemaakt van moerasplanten die typisch zijn voor de Cabrasplas in Sardinië.
Als bewijs van de scheepvaart- en visserijactiviteit op het Trasimenomeer zijn er twee soorten traditionele boten aanwezig: die welke in het midden van de 20e eeuw nog door beroepsvissers werden gebruikt en al in de 15e en 16e eeuw waren gedocumenteerd, en de boten met één uiteinde die na baggerwerkzaamheden langs de oevers van het meer, vlak bij Passignano, werden gevonden. Deze kunnen gedateerd worden rond 1200.
In de buitenruimten bevindt zich een reconstructie van het "Gorro-bootje", een kleine boot die voor het vissen met sleepnet werd gebruikt. De tentoongestelde voorwerpen gaan vergezeld van informatiepanelen, die bijzonder nuttig zijn om de cultuur en de beschaving te reconstrueren die zich op de binnenwateren hebben ontwikkeld.